1500 - 1599 - Utrecht 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Hoogland, R.A., Kroniek van Utrecht; beknopte geschiedenis van de Domstad in jaartallen. Utrecht, 1978. [120 blz. ISBN 90.274.4472.2]. Hierin: blz. 28-40

- Meyer, G.M. de & A. Graafhuis, Van boeten en bouwen. De Utrechtse schutmeestersrekeningen van 1428-1528, hun informatie en de informatica. Utrecht (Archief der Stad Utrecht), 1984. [169 blz. ISBN -].

- Bogaers, Llewellyn, Aards, betrokken en zelfbewust. De verwevenheid van cultuur en religie in katholiek Utrecht, 1300-1600, proefschrift, vrije universiteit amsterdam. Utrecht (Levend Verleden), 2008cop. [1110 blz. (in 2 delen). ISBN 978.90.902269.1.0].

- Vliet, Jan van, Ketters rond de Dom. De reformatie in Utrecht, 1520-1580, deel in de serie 'Historische Reeks Utrecht', nr 10. Utrecht (Matrijs), 1987 [64 blz. ISBN 90.70482.59.2]

- Fagel, Raymond, "Spanjaarden op de Vredenburg. De aanwezigheid van Spaanse soldaten in Utrecht 1568-1577". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 1924, blz. 6-29 (Goed gedocumenteerde analyse van de bronnen over de aanwezigheid van de soldaten, de aantallen, de perioden waarin en de verblijfplaatsen ervan en de politieke. Deze studie toetst de bekende verhalen over deze periode niet alleen aan de teksten die vanuit Utrechts perspectief geschreven zijn, maar - en dat is voor het eerst - ook aan de informatie in Spaanse archieven. Zoals te verwachten blijken beide kanten van het verhaal nogal te verschillen.
De gevolgen van de bezetting voor de Utrechtse bevolking en de lokale politiek zijn in het begin nog niet zo groot, Karel V werd gewoon als de nieuwe machthebber gezien door een groot deel van de Utrechters. Maar later werden Utrecht (en de bevolking) als opstandig, en dus als vijand gezien door de Spanjaarden. In samenhang hiermee werd ook de inkwartiering van soldaten bij Utrechtse burgers steeds ondraaglijker (blz 9-15 "inkwartiering"). Op 21-08-1569, bijvoorbeeld, ging het "om tien vendels soldaten die grotendeels moesten worden ondergebracht bij de burgers. Wellicht ging het om ongeveer 1.500 militairen en daarnaast nog hun vrouwen, kinderen en dienaren, alsmede de nodige honden en paarden. en paarden." De verblijfskosten moesten grotendeels door de getroffen burgers worden betaald. Een uitgebreide verklaring over de inkwartiering in zijn huis werd op 12-12-1570 afgelegd door Hubert van Buchell, kanunnik van het kapittel van Sinte-Marie. Hij stelde dat zijn huis door de Spanjaarden oner meer als bordeel werd gebruikt. Wanneer hij hierover klaagde werd meerdere keren zijn huis geplunderd door de ingekwartierden. "Bij het opmaken van zijn verslag was Van Buchell al zestien maanden het slachtoffer van de Spaanse troepen en dit had hem meer dan duizend gulden schade opgeleverd." Een verslag uit 1576 beschrijft de Spnjaarden als vrouwenversierders, die ook getrouwde vrouwen niet ontzagen.
Interessant is de toetsing van de roem van Cathrijn van Leemput aan de bronnen. Op 02-05-1577 begonnen boze burgers de Vredenburg te slopen. Zij zou daarbij als eerste met de afbraak begonnen zijn. "Hoewel er verhalen bestaan waarin ze vecht met Spaanse soldaten die ze uiteindelijk zelfs wist te verjagen, waren de laatste Spaanse soldaten al op 11 februari van dat jaar uit Utrecht vertrokken."

- Penders, Jean, Om sijne jonckheyt. Een studie naar de behandeling van kind en jongere in het verleden; van de theorie 'grootbrengen door kleinhouden' wordt een gedeelte getoetst aan de hand van Utrechtse vonnissen uit de zestiende eeuw. Doctoraalsciptie Historische Pedagogiek Rijksuniversiteit Utrecht. Utrecht (typoscript), 1980. [127 blz. ISBN -].

- Boom, H. ten & anderen (red.), Utrechters entre-deux. Stad en Sticht in de eeuw van de reformatie 1520 - 1620. Delft (Eburon), 1992 [294 blz. ISBN 90.5166.271.8]

- Kraay, F.J., Een halve eeuw, 1528 - 1577, uit de geschiedenis der stad Utrecht en de historie van het kasteel Vredenburg, (ter gelegenheid van de lustrumfeesten van de Universiteit Utrecht van 1936). Utrecht (uitgeverij Vredenburgh), 1936 [80 blz. ISBN -]

- Bommel, Hendrik van (= Henricus Bomelius = Henrico Bomelio), Bellum Trajectinum, heruitgegeven en van een uitvoerige inleiding voorzien door B.J.L. de Geer. Deel in de serie 'Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht', Nieuwe reeks, nr 28, Utrecht (Kemink & Zoon) 1878 [118 blz. (waarvan 32 blz. inleiding) ISBN -]
Het oorspronkelijke manuscript is verloren gegaan. Maar "het werd door Gerardus Geldenhauer van Nijmegen [= Geldenhaver] opgenomen in het het door hem in 1542 uitgegeven werkje, dat tot titel heeft: Germanicarum historiarum illustratio nunc primum excusa. Auctorum nomina versa pagella indicabit. Cum gratia en privilegio Imperiali. Marpurgi in officina Christani Egenolphi. Daarin neemt het p. 30-55 in van de 78 pagina's, waaruit het geheele boekje bestaat, en is verreweg het belangrijkste dat er in aangetroffen wordt. In dit uiterst zeldzame werkje verscholen, was het onder den titel: Bellum Traiectinum inter Gelriae Ducem Carolum et Henricum Bavarum episcopum Ultrajectinum [...] vermeld, doch door zeer weinigen gezien. In 1856 werd de aandacht er op gevestigd in het Historisch Genootschap (Kronijk, 1856, bl. 32, 174) toen daar een Handschrift ter tafel kwam, dat eenmaal aan den bekenden Utrechtschen advocaat Gisbert Lap van Waveren behoord had en door hem met enkele aantekeningen is voorzien. Blijkbaar met eene hand van het midden der 16e eeuw op papier geschreven, voerde het in dit Handschrift oorspronkelijk geen ander opschrift als: bellum traiectinum [...]". Dit handschrift is vergeleken met het gedrukte exemplaar van Geldenhauer en nu, in 1878, uitgegeven door het Historisch Genootschap.
De tekst van Van Bommel is in het latijn en gedagtekend 1 augustus 1539 te Meurs (D). Het is het verslag van een ooggetuige van de gebeurtenissen gedurende het bestuur van bisschop Hendrik van Beijeren en diens oorlog met Karel van Gelder.
In de inleiding door De Geer betreffen de bladzijden VII-XI de persoon van Hendrik van Bommel. De Geer komt tot de conclusie dat de meeste bronnen die Van Bommel noemen, één en dezelfde persoon betreffen. Lap van Waveren schrijft: Henricus de Boemel, frater domus beati Hieronymi in Traiecto en Rector Sororum Beatae Mariae Magdalena, ibidem obiit anno 1542. Ad Beatae Magdalena sepultus. Van Bommel genoot zijn opleiding in Deventer en studeerde daarna vermoedelijk in Keulen. In 1522 werd hij tot priester gewijd. Daarna keerde hij terug naar Utrecht en werd in het Hieronymus-huis opgenomen en werd rector van het Magdalena-convent. Langzaamaan werd hij Luthers en in 1536 of eerder trad hij als hervormingsprediker op in 's-Hertogenbosch. Omdat hij het land moest verlaten vertrok hij naar Kleef, "Maar hertog Jan III ontzegde hem het verblijf aldaar in 1536, en hij schijnt toen bij Graaf Willem van Nuenaar en Meurs een schuilplaats gevonden te hebben."
Hierna bespreekt De Geer uitvoerig Gerard Geldenhauer uit Nijmegen (*juni 1482 te Nijmegen), die het handschift van Van Bommel uitgaf. Geldenhauer had nauw contact met bisschop Philips van Bourgondië, Karel V en Erasmus. De verdere lotgevallen van het werk van Van Bommel besluiten de inleiding.